Vraag-stelling
Vraagstelling in de hoofdzin
Vraagtype 1
Gesloten vraag: voorbeeldzinnen
-Ben je vandaag naar school geweest?
-Zing jij altijd zo vals?
Gesloten vraag
- Begint met werkwoordsvorm
- Vraagstelling als mededelende zin: klank omhoog op het einde (vraag)
- Vorm: persoonsvorm + onderwerp + andere zinsdelen
Voor- en nadelen
1. Kortere gesprekstijd
2. Vraagsteller stuurt gesprek
3. Vraagsteller: recht op doel af
Nadelen:
1. Geen info waar men niet om vraagt.
2. Kort en bondig antwoord
Vraagtype 2
Open vraag: voorbeeldzinnen
-Wat kwam er als antwoord uit de bus?
-Wanneer kom je me ophalen?
-Wat zit jij daar te doen?
Open vraag
- Informatieve leemte opvullen -> niet eenvoudig ja of neen antwoorden
- Verhogen van stem aan eind is niet nodig
- Vorm: vraagwoord + persoonsvorm + onderwerp + andere zinsdelen
- Vraagwoord= woord dat een vraag inleidt
- Soorten vraagwoorden:
1. Vragend voornaamwoord (wie, wat, welke)
2. Vragend bijwoord (waar, wanneer, hoe)
3. Vragend voornaamwoordelijk bijwoord (waarmee, waarvan)
4. Vragende telwoord (hoeveel)
Voor - en nadelen
1. Veel informatie
2. Ontspannend voor opdrachtgever
Nadelen:
1. Nemen veel tijd in beslag
2. Leveren geen specifieke gegevens
Vraagtype 3
Aanhangselvraag: voorbeeldzinnen
- Die man is een echte bandiet, is het niet?
- Daar heb je goed je best gedaan, niet (waar)?
- We hebben het goed samen, toch?- Je bent niet geslaagd, is het wel?
- Je houdt van mij, hè?
Aanhangselvraag
- Combinatie van mededeling en aanhangselvraag
- Deel na de komma: vraag naar bevestiging of instemming
Opbouw:
Onderwerp + persoonsvorm + andere zinsdelen + , + aanhangselvraag
Functie:
1. Op de aanhangsels niet?; is het niet?; nietwaar?; niet dan?; of toch?
Het verwachte antwoord daarop is een bevestiging of instemming.
2. Op de aanhangsels wel? of is het wel?
Op deze vragen wordt als antwoord een ontkenning verwacht.
3. Bij het aanhangsel hè?
Hier kunnen de verwachte antwoorden bevestigend of ontkennend zijn.Taalvergelijking
Aanhangsel bij vreemde talen
Engels: Isn’t it?
Frans: n’est-ce pas?
Duits: nicht wahr?
Engels: voorbeelden en vaststelling
Engelse taalvergelijking
Die man is een echte bandiet, is het niet?
--> That man is a real scumbag, isn’t he?
Voorbeeld 2:
We hebben het goed samen, toch?
--> We enjoy ourselves together, don’t we?
Vaststelling:
- Verwijzen naar onderwerp --> verwijzing degene die handeling uitvoert/ over gaat
- Wordt in beide talen bevestiging gevraagd, maar Engels: + onderwerp
Frans: voorbeelden en vaststelling
Franse taalvergelijking
De kinderen zijn braaf geweest, niet dan?
--> Les enfants ont été sages, n’est-ce pas?
Voorbeeld 2:
Je bent niet geslaagd, is het wel?
--> Tu n’as pas réussi, quoi?
Vaststelling:
- Beide talen in aanhangselvraag bevestiging gevraagd
- Geen verwijzing naar onderwerp, maar naar zin in geheel
Conclusie
Algemeen
- Telkens aanhangselvraag
- Frans en Nederlands bijna identiek: zelfde woordvolgorde, (bijna) letterlijke vertaling
- Duits en Nederlands: grotendeels hetzelfde
- Engels en Nederlands: verschillen -> terugverwijzen onderwerp in hoofdzin