de Zintuigen
De werking van de zintuigen
- Zien
- Horen
- Ruiken
- Proeven
- Tasten
Onze zintuigen helpen ons om prikkels waar te nemen. Daardoor kunnen we dingen ervaren als licht, geur, geluid, smaak en gevoel.
Zien
Het oog vangt licht op, vormt beelden en stuurt ze naar de hersenen, die de beelden interpreteren en bewaren. Het oog is gevoelig en wordt daarom goed beschermd in de oogkas (orbita) en via de oogleden (palpebrae). Traanklieren (Glandulae lacrimales) zorgen voor de bevochtiging van het oog. Aan de voorkant van het oog zit een doorzichtige laag, het hoornvlies (cornea). Het gekleurde deel wat je ziet is het regenboogvlies (de iris). De pupil is de opening naar het binnenste van de oogbal. De pupil verwijdt en sluit naar aanleiding van verschillende lichtsterktes. Er zijn 6 hoofdspieren die de oogbol bewegen. Achter de iris zit de lens, die door spieren boller of minder bol gemaakt kan worden, al naargelang de afstand van het te bekijken object. Het beeld wordt gevormd op het netvlies (retina). In het netvlies zitten lichtgevoelige cellen, die onder te verdelen zijn in kegeltjes en staafjes. De hoogste concentratie lichtgevoelige cellen vinden we in de gele vlek (macula) Hiermee zien we scherp en kunnen we kleuren onderscheiden. De staafjes zijn lichtgevoeliger, maar hiermee zien we alleen zwart en wit. Tussen het hoornvlies en het netvlies zit vocht, dat onder druk staat. Teveel druk is pijnlijk en lijdt tot beschadiging van het netvlies (glaucoom). Dit is te meten.
Horen
Ons gehoororgaan zorgt dat we kunnen horen en dat we ons evenwicht bewaren. Het oor vangt geluidsgolven op en kaatst ze terug in de gehoorgang in drie stappen:
- Het uitwendig oor (meatus acusticus) vangt geluiden op (ontvanger);
- Het binnenoor versterkt de geluiden (versterker). Het is een buis met een trommelvlies (membrana tympani) en een slakkenhuis (cochlea) dat door zijn vorm de geluiden versterkt;
- Het binnenoor tenslotte, zet de geluidsgolven om en stuurt de boodschap door aan de hersenen (zender). Ook bepaalt het binnenoor de positie van het hoofd.
Geluidsgolven ontstaan door vibraties van luchtmoleculen. Ze laten het trommelvlies (membrana tympani) trillen. De trillingen belanden in het slakkenhuis via kleine beentjes: de hamer ( malleus), aambeeld (incus) en de stijgbeugel (stapes). De trillingen worden doorgegeven aan de hersenen die de geluiden interpreteren.
De gehoorgang gaat naar binnen toe over in de buis van Eustachius (tuba Eustachii). Deze loopt van het middenoor naar de keelholte en houdt de luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies in evenwicht. Bij het stijgen en dalen van een vliegtuig kunnen we in de oren voelen hoe de druk op het trommelvlies toeneemt. Door een slikbeweging kan de buis van Eustachius zich weer openen en wordt de druk aan beide kanten weer gelijk.
In het binnenoor ligt het slakkenhuis met de drie lussen (labyrint) die een evenwichtfunctie hebben. Ze zijn gevuld met een vloeistof (endolymfe) die je waarschuwt bij bewegingen je evenwicht te bewaren, als een soort van luchtbelwaterpas. Signalen gaan naar de voorhofzenuw, die de hersenen activeert om het evenwicht te herstellen.
Ruiken
De vorm van onze neus is bepaald door kraakbeen. De zijkanten van de neus bestaan uit huid en vetweefsel. Trilharen in de neusgaten filtreren de lucht en houden het stof buiten.
De neus heeft twee functies:
- Ademen
- Ruiken
De reukzintuigcellen zitten bovenin de neusvleugels onder de voorkwabben van de hersenen. In een laag slijmvlies liggen miljoenen reukcellen, met per cel een dozijn fijne haartjes (cilia). Het slijmvlies houdt de haartjes vochtig en vangt de geuren op. Via de reukzenuw komen signalen bij de hersenen terecht om de geur te interpreteren. Bij gewoon ademen bereiken ze de reukzin niet, hiervoor moeten we dieper opsnuiven.
De zenuwen in het onderste deel van de neus vormen een waarschuwingssysteem. Als ze geprikkeld worden niezen we en stoten we direct de onaangename stof af.
Het ruiken van voedsel activeert ook de smaak en het spijsverteringsproces. Van een geur kunnen we 'het water in de mond krijgen' - ons speeksel wordt geactiveerd.
In de hersenen zit het limbisch systeem dat bezig is met emotie, stemming en herinnering, wat de band verklaart tussen de geur en emotie. Dus zijn er mensen die de onaangename geur van een kaasje als Gorgonzola koppelen aan de emotie 'lekker'.
Proeven
Bij proeven zijn betrokken: de mond, tanden, praten en smaak. De mond bestaat uit hard gehemelte (palatum durum) en zacht gehemelte (palatum molle), huig (uvula) en amandelen (tonsillen). Het zachte gehemelte komt omhoog bij het slikken en zorgt er samen met de huig voor dat het voedsel niet in onze neus terecht komt. Het strottenklepje (epiglottis) zorgt dat er geen eten in de luchtwegen (trachea) terechtkomt.
Bij het eten vermengen we voedsel met speeksel.
De smaakpapillen op onze tong geven berichten door aan de hersenen en vertellen wat we proeven. Er zijn verschillende papillen voor verschillende smaken. De tong heeft speciale gebieden voor bitter, zuur, zout en zoet.
Tasten / voelen
Kleine haartjes op de huid (verbonden met receptoren) en receptoren in de huid (zenuwuiteinden) zorgen samen voor de tastzin. De receptoren bevinden zich in de vingertoppen en lippen. Tastimpulsen gaan via de vezels naar het ruggenmerg en de hersenstam. Er zijn receptoren voor temperatuur, druk pijn en trillingen. Als we iets oppakken dat te heet is, zorgen de hersenen voor de reflex: loslaten!!
Vraag:
Welke zintuigen gebuik je bij het horen van dit geluid?
Waardoor wordt de vorm van je neus bepaald?