`Hoofdletters & Leestekens`
.
Wanneer gebruik je hoofdletters.
Hoofdletters gebruik je bij de eerst woord van de zin.
Ook elk persoons naam bijvoorbeeld Jordy begint met een hoofdletter (ook gewoon midden in een zin). Ook stads namen schrijf je met een hoofdletter bijvoorbeeld Amsterdam. (dit kan ook gewoon midden van een zin) bijvoorbeeld, Vandaag gaat Jordy met Laura naar Amsterdam.
Ook landen schrijf je met een hoofd letter bijvoorbeeld Nederlands, Spanje.
Wanneer gebruik je leestekens.
Je hebt verschillende leestekens, deze zijn:
Punt, komma, vraagteken, dubbele punt, punt komma, uitroep teken, haakjes en aanhalingstekens.
Wanneer gebruik je die?
Punt: einde van de zin, Afkortingen, cijferreeks(1.000).
Komma: bij een opsomming (Piet, Jan en Klaas), tussen twee persons vormen.
Vraagtekens: aan het einde van een vraag zin (hoe laat ben je morgen uit?).
Dubbele punt: bij een opsomming, als er een toelichting, verklaring of een uitleg volgt.
Punt komma: voor een opsomming, als een komma niet genoeg is kleine scheiding tussen 2
zinnen duidelijk te maken.
Uitroep teken: als iets extra aandacht nodig heeft of na een uit roep (help!).
Haakjes: bij een toevoeging, bij een verwijzing, bij een betekenis.
Aanhalingstekens: als worden een speciale betekenis heeft, als woorden speciale aandacht
nodig hebben.
hoofdletters en leestekens
Oefeningen voor hoofdletters en leestekens.
Schrijf de zin op nieuw er onder, vul alle hoofdletters en leestekens in.
2. marjan van straaten woont in de kordaatstraat op nummer 8
3. vliegt het amerikaanse ruimtevaartuig endeavour ook naar mars
4. tijdens de golfoorlog zijn veel irakezen omgekomen
5. bestond west-vlamingen al in de middeleeuwen
6. hij drinkt glas cola leeg
7. de leraren voor geschiedenis en nederlands is ziek
8. wie tekent de strip voor in de volkskrant
9. de banden van de rode fiat zijn versleten
10. wil je de tv aan zetten
11. hij zegt ik ben jarig
12. denk toch aan je geluk riep hij uit
13. heb jij dat boek al gelezen
14. jesper fluistert mag ik je gum lenen
15. clint zegt tegen jochem dit is leuk
16. in het bos zagen we veschillende dieren insecten herten en vossen
17. op je eerste schooldag moet je mee nemen zwemkleren schrijfgerei een schrift en een agenda
18. kijk uit
19. help me ik ga vallen
20. hou daar mee op