Afbraak & opbouw van ijs, Groenland
Aardrijkskunde, de actieve aarde
Algemene informatie Groenland
Groenland is het grootste eiland van de wereld met een oppervlakte van 2.166.086 vierkante kilometer. Daarnaast is Groenland het dunst bevolkte land van de wereld met 0,03 inwoners per vierkante kilometer. Groenland hoort bij Denemarken, maar is wel voor een groot deel zelfstandig. De hoofdstad van Groenland is Nuuk. De officiële talen van Groenland zijn Groenlands en Deens. In Groenland betaal je met de Deense kroon. In het binnenland van Groenland heerst een poolklimaat en langs de kust van Groenland heerst een toendraklimaat, maar beide klimaten horen tot de groep poolklimaten. Door het klimaat zijn de zomers in Groenland koud -10 tot 10 graden en de winters in Groenland zijn ijskoud -10 tot -50 graden.
http://www.klimaatinfo.nl/groenland/
http://www.landenkompas.nl/groenland
http://www.belugareizen.nl/nl/bestemmingen/groenland-een-land-drie-regios/
De geologie
De geologie houdt zich bezig met de veranderingen en het ontstaan van de aardkorst. De veranderingen van de aardkorst kan komen door het uiteenvallen van hard gesteente onder invloed van weer en plantengroei (verwering), maar ook door het afslijpen van hard gesteente (erosie). De geologische geschiedenis is verdeeld in periodes en tijdvakken, dit wordt de geologische tijdschaal genoemd. Het begin van de geologische geschiedenis heet het Precambrium. 4.349 miljoen jaar later begon de vorming van de aarde, zoals het nu is.
De geologie van Groenland
225 miljoen jaar geleden (Trias) was er een supercontinent Pangea. Uit het Pangea werden in totaal zeven werelddelen en 195 landen gevormd, waaronder Groenland. Een groot deel van Groenland zat tussen Canada en Noorwegen in toen het nog een supercontinent was. Voor Pangea waren er nog 6 andere supercontinenten, Vaalbara, Ur, Kenorland, Columbia of Nuna en Rodinia. Uit de overgebleven resten van deze supercontinenten is Pangea gevormd, dit betekent dat het gesteente van sommige landen eventueel uit deze eerdere supercontinenten stammen. Maar hoe weten wij dit nu? Dit kunnen wij weten aan de hand van fossielen, versteende resten of afdrukken van dieren en planten. Het gesteente van Groenland is waarschijnlijk wel afkomstig uit de eerdere supercontinenten. Een groot gedeelte van Groenland is namelijk al ongeveer 4 miljard jaar oud. Dit gedeelte bestaat uit het oudste gesteente van de wereld dat stamt uit het Precambrium (4.600 miljoen jaar geleden). Het zijn vooral gesteenten zoals metamorf en stollingsgesteente (marmer, graniet enz.). Groenland is dus ontstaan uit verschillende resten van verschillende continenten, maar hoe?
De continenten kunnen verplaatsen door de temperatuurverschillen in de aarde. In de aarde zitten twee soorten warmte opgeslagen, restwarmte en warmte van radioactief afval van onderdelen van de aardmantel. Telkens beweegt magma in de aardmantel naar de aardkorst toe, het magma koelt af en zakt weer naar beneden. Door deze bewegingen kunnen breuken en vulkanen ontstaan, maar ook kunnen de continenten hierdoor bewegen. Door de convectiestromen zijn de supercontinenten uit elkaar gebroken, de resten die overbleven vormde door de bewegingen van de convectiestromen Pangea. Pangea is ook weer door de convectiestromen uit elkaar gebroken en vormde de wereld zoals het nu is.
De geo basisboek, basisboeknummer 85
http://www.scientias.nl/de-aarde-in-het-verleden-van-supercontinent-tot-zeven-werelddelen/
http://www.kennislink.nl/publicaties/gevormd-door-bewegende-aardplaten
IJstijden
De ijstijd of glaciaal genoemd, is een koude periode op aarde waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. In de geschiedenis van de aarde zijn er veel koude perioden geweest. In zo’n periode daalde de temperatuur, de warmte van de lucht, met gemiddeld niet meer dan 5 graden. In de winters viel er meer sneeuw dan dat er in de zomers smolt. Uiteindelijk hoopte de sneeuw zich op en dit werd samengedrukt tot ijs. Dat zorgde voor aangroei van gletsjers. Tussen de ijstijden door waren er interglacialen. Dit is een periode waarin het klimaat op aarde enkele graden op warmde.
Groenland leeft nog steeds in een soort van ijstijd, omdat ongeveer 80 tot 85 procent nog steeds bedekt is met een dikke ijskap. De ijskap is 1 tot maximaal 3 kilometer dik. Door deze ijskap heeft Groenland een poolklimaat. Langs de kusten van Groenland zijn er veel gletsjers, fjorden. Van de gletsjers en van de fjorden breken regelmatig ijsbergen af. Door de opwarming van de aarde neemt de dikte van de ijskap langs de randen af, maar het grootste gedeelte van de ijskap groeit met gemiddeld 0 tot 12 centimeter per jaar.
De geo basisboek, basisboeknummer 86
Gletsjers
Er bevinden zich verschillende kommen tussen de hoge en steile bergtoppen. In zo’n kom wordt sneeuw verzamelt. Dit wordt een firnbekken genoemd. De sneeuw in de firnbekken wordt samengedrukt tot ijs. Wanneer er te veel sneeuw ligt, glijdt er een ijstong langzaam richting het dal. Een firnbekken samen met een naar het dal schuivende ijstong wordt een gletsjer genoemd.
In Groenland is de snelst stromende gletsjer te vinden, dit is de Jakobshavns Isbrae. De gletsjer stroomt met een snelheid van tien à vijftienkilometer per jaar. De gletsjers in Groenland zorgen ervoor dat ijs van de ijskap langzaam richting zee schuift en daar onder invloed van dooi afbreekt in de zee. Hierdoor ontstaan er in Groenland weinig gletsjerrivieren, want het ijs dat smelt komt meestal terecht in zee. Als al het ijs van Groenland zou smelten en terecht zou komen in de zee, dan zou de zeespiegel met ongeveer 7 meter stijgen. Het smelten van ijs heeft dus grote invloed op de stijging van zeespiegel. Het gesmolten ijs dat niet terecht komt in zee vormt een gletsjerrivier. Gletsjerrivieren ontstaan door de warmte in het dal. Hoe lager in het dal hoe warmer het is en hoe sneller het einde van de ijstong smelt. Al het water van het gesmolten gedeelte van de ijstong vormt samen een gletsjerrivier.
De geo basisboek, basisboeknummer 87
http://www.landenweb.nl/groenland/
http://www.klimaatinfo.nl/groenland/
Glaciale landschapsvormen
Als een gletsjer naar beneden schuift vindt er erosie plaats. Dit betekent dat hard gesteente wordt afgeschuurd door de gletsjer. Het puin dat overblijft en wordt meegevoerd door een gletsjer heet morene. Er zijn verschillende soorten morene. Een zijmorene, een middenmorene, een eindmorene en een grondmorene. Bij een zijmorene ligt er puin aan de zijkanten van de gletsjers en bij een eindmorene ligt het puin aan het einde van de gletsjer. Bij een eindmorene heeft de gletsjer het puin voor zich uitgeschoven en opgedrukt. Bij een middenmorene ontstaat er puin doordat er twee gletsjers samen komen. Een grondmorene bestaat uit sediment dat onder het ijs lag en is overgebleven na het smelten van de gletsjer. Een voorbeeld van sediment is keileem, dit is een mengsel van tot leem vermalen keien, vermengd met heel gebleven stenen.
Tongbekkens worden gevormd door ijstongen die het rivierdal uitdiepen. Door de druk van het ijs worden de zijkanten van de rivierdalen omhoog en opzij geduwd, hierdoor ontstaan stuwwallen.
Langs de kust van Groenland zijn er diepe fjorden. Fjorden zijn U-vormige trogdalen die ondergelopen zijn met zeewater. Een fjord ontstaat doordat een gletsjer een dal uitslijpt. De gletsjer smelt door de temperatuurstijging, de zeespiegel stijgt en overspoelt het trogdal.
Dus door al dat schuren van hard gesteente door een gletsjers ontstaan er veel verschillende glaciale landschapsvormen.
De geo basisboek, basisboeknummer 88
PowerPoint de actieve aarde
Algemene informatie, de geologie en de ijstijden;
Geschreven door Eline Verhoef
Gletsjers en glaciale landschapsvormen;
Geschreven door Erik Beentjes
Bewerkt door Eline Verhoef