PBM Managementvaardigheden
Week 4
Reflectie week 4
Opdrachten: Spoor de patronen op
Samen gedrag roept samen gedrag op:
1. Inleidend stukje door leidinggevende Pim, die de structuur van de 'discussie' aangeeft. Hierbij wordt er genoemd dat we 'samen' tot een besluit dienen te komen. Dit roept samenwerking op.
2. Marlou geeft haar mening, en Lieke beaamt deze mening en gaat er op door, waardoor Chrissy ook deze mening gaat delen en dit aangeeft.
Tegen gedrag roept tegen gedrag op:
1. Nina geeft haar mening, en Renee gaat hier tegen in omdat zij hier niet achter staat. Dit komt aanvallend over, waardoor Nina ook een aanvallend argument gaat geven.
2. Claudia heeft een andere kijk op waar de lounge bar moet komen dan de rest, de rest gaat er tegen in, waardoor er bij Claudia een aanvallend gevoel binnen komt. Hierdoor gaat zij ook opstandig en aanvallend reageren.
Onder gedrag roept boven gedrag op:
1. Marlou neemt het voortouw, en iedereen gaat hierop door. Ze 'volgen' Marlou. De leidinggevende moet de leiding nemen zodat iedereen aan de beurt komt, en iedereen zijn/haar eigen mening kan uiten. En dus niet 'gewoon' volgen.
2. Geneaut is erg stil en heeft amper iets gezegd. Als hij wat wil zeggen, komt een ander abrupt er tussen in. Geneaut trekt zich hierdoor nog meer terug en zegt juist niets meer. Er moet een goede verdeling zijn over alle personen in de groep. De leidinggevende moet dit signaleren en hierop inspelen.
Boven gedrag roept onder gedrag op:
1. Claudia geeft haar mening en gaat hier alleen maar op door. Ze neemt geen argumenten en meningen van andere personen aan, en 'dramt' door op haar mening. De rest trekt zich na een tijdje terug en gaat niet meer in op de argumenten die ze blijft herhalen.
2. De groep is qua mening verdeelt in twee groepen waardoor er concurrentie ontstaat. Door op de eigen meningen door te gaan, loopt het uit op niets. Als de tijd steeds meer begint te dringen is er een 'groep' die zich terug trekt voor het groepsbelang. Het concurrerend gedrag verandert in teruggetrokken gedrag.
3 voorbeelden van hoe minder wenselijke patronen worden doorbroken:
- De leidinggevende grijpt in op het moment dat alle personen door elkaar praten en geeft nogmaals aan wat er bedoeld en verwacht wordt.
- Als een persoon alleen maar aan het woord is moet hier op worden ingespeeld. Iedereen dient zijn eigen mening te kunnen zeggen en iedereen moet hier ook voor in aanmerking komen. Dit is aan de leidinggevende. Ook kan een groepslid dit aangeven, als degene dit opmerkt.
- Als er geen sprake meer is van een bepaalde structuur, en er worden alleen maar niet-relevante beslissingen genomen. Moet hierop worden ingespeeld door de structuur en de prioriteiten aan te geven. Dit kan zijn door de leidinggevende maar ook een groepslid kan dit aangegeven als het geconstateerd word.
Opdrachten Week 5
Opdracht 2:
Projectgroep 1: Deze groep is gekomen tot fase 5, dit omdat 3 van de 5 studenten is gestopt met de opleiding.
Projectgroep 2: Deze groep is gekomen tot fase 4 en deze groep functioneert nog steeds.
Werk: Dit team is ook gekomen tot fase 4 en functioneert nog steeds.
Sport: Dit team is gekomen tot fase 3, hier zit een stijgende lijn in. Ik verwacht dat dit nog stijgt tot fase 4.
Checklist
1. Forming
- weifelende deelnemers
- beleefde communicatie
- bezorgdheid over de groepsdoelen
- een actieve leider
- meegaande leden
2. Storming
- kritiek op ideeën
- matige aandacht
- vijandigheid
- polarisatie en coalitievorming
3. Norming
- overeenkomen van afspraken
- afname van rolambiguïteit
- toegenomen wij-gevoel
4. Performing
- besluitvormingsgericht
- probleemoplossingsgericht
- wederzijdse samenwerking
- productiegericht
5. Adjourning
- ontbinding
- terugtrekking
- toegenomen onafhankelijkheid
START- formulier
S - Met de groep tot consensus komen over welke personen door een reorganisatie als eerste het bedrijf moeten verlaten. Iedereen heeft van te voren zijn eigen lijstje gemaakt en hierdoor dient gediscussieerd te worden.
T - Mijn rol was hierbij dat ik mijn eigen mening naar voren breng en duidelijk aangeef waarom ik dit vindt. Het uiteindelijke doel is tot een besluit komen. Hier draag ik natuurlijk ook in bij.
A - Ik heb van te voren mijn criteria bedacht en genoteerd. Als ik mijn mening naar voren breng kan ik dit beargumenteren door deze criteria. Door het geven van mijn mening ontstaat er een concurrerende sfeer. De leidinggevende moet hierbij inspringen omdat er op deze manier niet tot een besluit gekomen wordt. Iedereen beargumenteerd zijn/haar mening. Door steeds het geven van de argumenten ontstaat er een bepaald patroon dat doorbroken moet worden. Er wordt gekozen voor het stellen van prioriteiten over waar we het 'wel' over eens kunnen worden. Het is dus van belang dat niet iedereen op zijn/haar eigen mening door blijft gaan. Voor mij geldt dit dus ook. Ik moet nu mijn mening loslaten en tot een bepaald besluit zien te komen voor het groepsbelang. Hierbij is er sprake van tijdsdruk die ook meespeelt.
R - Het uiteindelijke resultaat is dat ik niet door ben gegaan op mijn eigen mening, maar dit heb losgelaten voor het groepsbelang. Dit leidt uiteindelijk tot een bepaald besluit waar iedereen een goed gevoel over heeft.
T - Ik zou niet meer mijn argumenten willen herhalen. Dit heb ik in deze situatie gedaan omdat ik niet het gevoel had dat ik gehoord werd. Door een duidelijke structuur en een duidelijk doel moet dit te behalen zijn. Het loslaten van mijn eigen mening is in deze situatie goed gelukt! Hier ben ik erg tevreden over.