Probeer begrip te tonen. Stel uw familielid gerust en neem de klachten serieus. Door veel van hem te vragen of vaak te corrigeren, confronteert u hem met zijn 'falen'. Dan kan hij zich onzeker of somber gaan voelen en zelfs bepaalde activiteiten vermijden. Probeer u geen zorgen te maken over hoe hij bepaalde dingen doet, zolang hij zichzelf of anderen niet in gevaar brengt. Stimuleer uw partner activiteiten te ondernemen waarvan u weet dat hij deze nog goed kan en leuk vindt. Hij zal zich hierdoor zekerder gaan voelen. Bijvoorbeeld wandelen, muziek luisteren en oude foto's bekijken. Laat hem nog zo veel mogelijk zelf doen, met zo weinig mogelijk hulp. Vind de juiste balans tussen perioden van rust en activiteit. Houd een vaste routine aan en vermijd veranderingen. Probeer uw familielid nog contact te laten houden met anderen en voorkom een sociaal isolement. Dit geeft iemand het gevoel er nog bij te horen en mee te tellen. Als hij voor een specifieke situatie bang is, kunt u de situatie aanpassen of hem langzaam laten wennen aan deze situatie. Als uw partner niet meer onder de douche durft, lukt het misschien wel met een ouderwetse tobbe. De nadruk moet liggen op het bieden van veiligheid, vertrouwen en geruststelling.