BB 89 t/m 92
Opbouw en afbraak van water en wind in frankrijk
BB 89 Dalvormende rivieren.
Bij een dalvormende rivier is er altijd erosie. Erosie is het afschuren en uitschuren van hard gesteente door middel van in dit geval water. Het rivierwater snijdt een V-vormig dal. Als de rivier zeg heel diep insnijdt noem je dat een kloofdal of een canyon. Dalvormende rivieren komen vooral voor in de bovenloop van de rivier. De bovenloop van de rivier is het begin van de rivier in de bergen met veel reliëf. Reliëf zijn hoogteverschillen in het landschap. Door het reliëf is de stroomsnelheid hoog en de uitschurende werking van allerlei verweringsmateriaal groot. Verweringsmateriaal is het puin dat bij verwering ontstaat. Als de dalvormende rivier in een vlakker gebied komt, stopt de dalvorming. Er vindt afzetting oftewel sedimentatie plaats. Sedimentatie / afzetting is als er materiaal wordt meegenomen en ergens anders weer wordt neergelegd. Door het vlakkere gebied en de lagere stroomsnelheid vormt er een puinwaaier van stenen, grind en zand. Dalvormende rivieren komen ook voor in gebieden die door endogene krachten langzaam omhoog komen, dat noem je opheffing. Endogene krachten zijn krachten die van binnenuit de aarde komen. De rivier snijdt zich dan in, met dezelfde snelheid als waarmee het gebied omhoog komt.
In Frankrijk is de rivier de ‘Loire’ een dalvormende rivier. Hij heeft zich 40 meter ingesneden. Hierdoor zijn er aan de zuidoever soms kliffen te vinden. De lengte van de rivier is 1012 kilometer en daarmee is het de langste rivier van Frankrijk. De Loire loopt door 12 departementen, in 5 regio’s en heeft meer dan 12 zijrivieren. De rivier mondt uit in de Atlantische Oceaan.
gemaakt door: Ise Den Hartog.
BB90 meanders
Een Meander is een lus vormige waterloop, die is ontstaan doordat er een hoeveelheid water over land stroomt. Deze kan dan in bochten gaan stromen. En dat noemen wij meanders. Doordat de rivier in duizenden jaren de oevers helemaal kan uitslijten, kunnen er steile rotswanden ontstaan. Des te sneller het water stroomt, des te sneller de oevers afbreken. In de buitenbocht stroomt het water het snelst. Het grind en zand, wat in het water bij de buitenbocht zit, botst hard tegen de oever. Daardoor wordt de oever steeds groter. In de binnenbocht gebeurt juist het tegenovergestelde. Dat is het gebied waar de rivier juist heel langzaam stroomt. Door het zachte stromen zinken de zand- en kleideeltjes (ook wel sediment genoemd). Het grind en het zand worden hier niet meegenomen door de waterloop maar blijven daar juist achter. Daardoor schuift de binnenbocht beetje bij beetje op. Doordat de binnenbocht steeds dichtslibt en de buitenbocht het zand en grind steeds sneller afbreekt, worden de bochten die de rivier maakt alsmaar groter. En dat heet meanderen. Als de meanders te groot worden, ontstaat er een doorbraak waardoor de rivier rechtdoor gaat stromen. Door zand en grind wordt het deel, waar de rivier vroeger liep, afgesloten. Dat noem je een hoefijzermeer. Aan het eind van een rivier raakt de bodem soms verstopt, daardoor ontstaat er een delta. Dat is een gebied vlak voor het einde waar het water een weg naar zee zoekt. Dit leidt vaak tot vele vertakkingen van rivierlopen.
Een estuarium is een verweide riviermonding, in de vorm van een trechter, die door eb en vloedstromingen is verwoest. Door de sterke stroming in zo’n trechtermonding kan het klei en zand niet naar de bodem zakken.
Een mooi voorbeeld van een Franse meander is de rivier de Allier.
Die rivier ontspringt bij de berg Moure de la Gardille op zo’n anderhalve kilometer hoogte. De rivier stroomt door diepe ravijnen en is 410 kilometer lang.
gemaakt door: Floris nieuwenhuijsen.
BB91 kustvormen
Een kust is het gebied waar land en zee elkaar ontmoeten. Bij een meer of bij een rivier spreek je van een oever. Een kust is ook een plek waar de golven hard tegen het land aan stromen. Dat zorgt ervoor dat er veel soorten kustvormen zijn. Je hebt bijvoorbeeld de aanslibbingskust. Dat is een kustvorm, dat door aandrijvend slib ontstaat. Er komt meer slib bij dan dat er verdwijnt. Door de aanslibbingskust ontstaan er ook veel strandwallen beter bekend als zandbanken. De wind blaast het zand naar het land. Dit zand blijft achter hout of anders zee afval liggen. Je hebt ook duinen. Dit zijn grote bergen zand. Ze liggen bij de kust en er groeit voornamelijk duin gras op. Er leven ook veel dieren zoals konijnen of vossen. Een vorm van een afbraakkus is de klif kust. Een klif kust is eigenlijk een hele steile kustvorm, dat is ontstaan door het eroderen (door de schurende werking van water of wind afslijten) van het gebergte bij de kust.
Een mooi voorbeeld van een klif kust is de kust van Ault. Deze is ontstaan door erosie. Soms verdwijnen er hele stukken steen in de zee. Als je langs zo’n kust woont, loop je het risico dat het hele huis in de zee zakt. Aanslibbingskust vind je ook in Frankrijk, bijvoorbeeld bij het schiereiland Quiberon. Vroeger was dat een eiland maar door de aanslibbing, is het helemaal dichtgeslibd naar een schiereiland. Duinen heb je ook veel in Frankrijk. Het hoogste duin bevindt zich zelfs in Frankrijk. Het heet Dune du Pyla. Deze is wel 110m hoog en bevat zeker 60 kubieke meter zand.
BB92 Afbraak en opbouw door wind
In droge gebieden met weinig plantengroei is de windkracht groot. Losse zand en stofdeeltjes worden daar weggeblazen en vervolgens ergens anders weer neergelegd en daar worden dan zandduinen gevormd. De grootste en zwaarste zandkorrels waaien laag over de grond en hebben een uitschurende werking, hierdoor worden rotsen aan de onderkant gezandstraald. Er ontstaan zo grillige vormen.
De Dune du Pyla is een enorme zandduin in het zuidwesten van Frankrijk. De duin is 110 meter hoog, 3 kilometer lang en 500 meter breed. Het zand vna de duin is vanuit de Sahara naar de huidige plek toegewaaid. Al het zand van de duin lag er niet altijd al. Het meeste is er pas in de laatste eeuwen bijgekomen, blijkt uit onderzoeken.